Op vrijdag 11 april 1924 – honderd jaar geleden dus – neemt de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij de gemoderniseerde en geëlektrificeerde tramlijnen Leiden – Den Haag en Voorburg – Scheveningen in gebruik en komen de voor die tijd zeer moderne blauw-grijs geschilderde Boedapester-trams in dienst. De befaamde Blauwe Tram is geboren!

De achtste en nieuwste uitgave van Stichting De Nieuwe Blauwe Tram (SDNBT) beschrijft de historie van de Blauwe Tram en zijn voorlopers tussen Leiden, Den Haag en Scheveningen, die begint in 1879. In dat jaar opent de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) zijn stoomtramlijn tussen het NRS-station (het latere Staatsspoor-station) en Scheveningen. Oorspronkelijk wil de NRS zijn spoorlijn Arnhem – Utrecht – Den Haag doortrekken naar Scheveningen, maar het Haagse gemeentebestuur wijst dat plan af. Hierop besluit de NRS de lijn Den Haag – Scheveningen aan te leggen als tramlijn. In 1890 houdt de NRS op te bestaan en worden de spoor- en tramlijn genaast door de staat, die de exploitatie opdraagt aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS). Dit bedrijf neemt het bestaande materieel over en rijdt ermee tot 11 april 1924, wanneer de laatste stoomtram uit Scheveningen vertrekt.

De NRS-/SS-stoomtram vertrekt rond de eeuwwisseling van Den Haag Staatsspoor naar Scheveningen. (prentbriefkaart, collectie M.R. van den Toorn).

De tweede belangrijke voorloper van de Blauwe Tram is de IJsel Stoomtramweg-Maatschappij, die vanaf 1882 in etappes een smalsporige stoomtramlijn opent tussen Leiden en Den Haag. De lijn begint op het Noordeinde in Leiden, loopt via de Leidseweg naar Voorschoten en van daar via de Veurseweg naar Leidschendam (dat tot 1934 Veur heet), Voorburg en Den Haag. Het bedrijf bouwt voor de stalling van het materieel een remise aan de Voorburgse Parkweg.

De stoomtram van de IJSM stopt in Leidschendam ter hoogte van de Damlaan. Op de achtergrond het gemeentehuis van Veur. (foto: Haags Gemeentearchief).

Modernisering

Na het succes van de elektrificatie van de lijnen Leiden – Katwijk/Noordwijk in 1911, besluit de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HSM) – op dat moment eigenaar van de stoomtramlijnen – om ook de lijnen van Leiden naar Den Haag en Scheveningen te moderniseren en elektrificeren. De werkzaamheden starten rond 1923 en op 11 april 1924 komt de geheel vernieuwde lijn in dienst. De lijn van Leiden naar Den Haag krijgt normaalspoor en wordt bij de Bezuidenhoutseweg gekoppeld aan de lijn naar Scheveningen. De HSM draagt de exploitatie op aan zijn dochteronderneming Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij, die voor de exploitatie bij materieelfabrikant Ganz in Boedapest stoere motorwagens en aanhangrijtuigen van de latere series A/B 400 en A/B 500 bestelt. Er komen twee diensten: Leiden – Den Haag en een lokaaldienst van Voorburg Viaduct (nabij park Vronesteyn) naar Scheveningen. De nieuwe verbindingen zijn een groot succes. Het aantal reizigers neemt sterk toe, zij het dat de verbinding naar badplaats Scheveningen in de winter aanzienlijk minder druk is.

In Voorburg rijdt de NZH-tram over de Achterweg, die sinds 1926 Parkweg heet. (prentbriefkaart, collectie M.R. van den Toorn).

Opbraak, herstel en afbraak

De tramlijnen overleven de crisisjaren, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt een deel van de lijn naar Scheveningen op last van de Duitse bezetter opgebroken. Na de oorlog legt de NZH de lijn naar Scheveningen met geld van herstelbetalingen opnieuw aan. Uiteindelijk doet het heraangelegde NZH-traject naar de badplaats slechts iets meer dan tien jaar dienst, want onder andere door de concurrentie van HTM-lijn 9 wordt de NZH-tramdienst verliesgevend. In 1957 wordt de lijn ingekort tot het eindpunt Raamweg / Carel van Bylandtlaan, een jaar later wordt de hele lokaaldienst opgeheven en vervangen door een HTM-busdienst. De NZH-trams uit Leiden krijgen hun eindpunt bij het Malieveld. Op dat moment zijn de dagen van de tram al geteld, want in 1946 besluit grootaandeelhouder NS (als opvolger van de HSM) dat alle interlokale NZH-trams plaats moeten maken voor de in die tijd als modern beschouwde autobus. Na een jaar uitstel door gebrek aan buschauffeurs valt het doek voor de Blauwe Tram uiteindelijk op 9 november 1961, als het tramstel A619/A620 met aanhangrijtuig B15 om iets na 20.00 uur in de remise Voorburg aankomt.

Een tramstel van de CC-spitsdienst rijdt in de zomer van 1961 over de Schenkweg achter het Staatsspoor-station terug naar de remise in Voorburg. (foto: Frits van der Gragt).

Kleurenfoto’s

Deel 8 van de SDNBT-boekenreeks beschrijft de historie van de trams tussen Leiden, Den Haag en Scheveningen in 96 pagina’s op een overzichtelijke manier. De uitgave bevat circa 150 afbeeldingen uit diverse bronnen, waarvan een groot deel niet eerder is gepubliceerd. Ongeveer een derde van het boekje bestaat uit een tramreis in kleurenfoto’s van Leiden naar Den Haag. Hierbij is onder andere geput uit de archieven van Jan Vogels (via de NVBS) en Frits van der Gragt. Bovendien staan er vijftien niet eerder afgedrukte kleurenfoto’s in van Joop Eradus uit Leidschendam, die aan het eind van de jaren vijftig de Blauwe Tram-lijnen vereeuwigde. De foto’s komen uit het archief van zijn zoon Peter Eradus, die op pagina 75 zelf ook in boekje staat…

Reconstructie

Stichting De Nieuwe Blauwe Tram legt zich toe op de reconstructie van het NZH Tweeling-rijtuig A619/A620 uit 1932. Dit is niet alleen de laatste voor de NZH gebouwde nieuwe tram, maar ook het rijtuig dat op 9 november 1961 de laatste tramrit bij de NZH rijdt (in 1949 rijdt het overigens ook de laatste rit op de “Bollenlijn” Haarlem – Leiden; toeval?). Een belangrijk deel van de opbrengst van het boekje komt ten goede aan de herbouw van deze tram.

Bibliografische gegevens:

De Nieuwe Blauwe Tram. Deel 8 – De tramlijn Leiden – Den Haag en de lokaaldienst Voorburg – Scheveningen.

ISBN 978-90-830175-7-0

96 pagina’s, 21 x 21 cm, zwart-wit en kleur.

Prijs € 19,95 (per post € 25,70)

Het boekje is verkrijgbaar bij diverse boekhandels in de Haagse regio of direct bij SDNBT via DEZE LINK